Quizvraag: hoe heet de voormalige frontman van het onvolprezen The Van Jets, die solo een hit scoorde met Johnny Will Be King én in november zijn nieuwe album Contact komt voorstellen in de Roma? Juist, ja! Johannes Is Zijn Naam. En dát is meteen zijn artiestennaam!
Tekst: Mathijs Minten

Na 15 jaar sta je opeens zonder je broer en vrienden op een podium, hoe voelde dat?
Eerlijk? Bij mijn eerste solo-optredens kreeg ik het al doodsbenauwd van het idee alleen en dan loopt het natuurlijk ook effectief mis: ik stond ongemakkelijk op het podium - wat doe je in godsnaam met je handen als je geen gitaar vasthoudt? - maakte fouten en vergat teksten. Maar net door die jarenlange ervaring met The Van Jets heb ik mij erover kunnen zetten. Ik zie nu de schoonheid in van een mislukte bindtekst en kan mijn armen gewoon naast me laten bengelen zonder me poedelnaakt te voelen. Als debuterende artiest zou ik dat nooit gedurfd hebben.
Ik kreeg al meer dan eens de vraag waarom ik niet met een band speel, maar ik vind dat net een interessant beeld: die eenzame, zielige figuur die alleen op het podium staat en in zijn fantasie laat gluren. Alles is dus live on tape, een beetje zoals een schlagerzanger (lacht). Elk instrument zelf bespelen, zag ik echt niet zitten. Ik heb genoeg solo-artiesten gezien die met hun linkerhand tokkelen op een keyboard, met hun rechterhand een tamboerijn schudden en ondertussen hun grote teen op de knop van een loopstation mikken. En dan oprecht iets proberen te zingen? Dat geloof je gewoon niet. Ik wil ook maar gewoon eens een zanger zijn.
Ook backstage moet je opeens je vrienden en broer missen.
Het is inderdaad véél kalmer dan in de Van Jets-periode, maar dat mag ook wel op deze leeftijd (lacht). Gelukkig is Bruno, fotograaf én vriend, altijd mijn compagnon de route. Zijn aanwezigheid verjaagt de eenzaamheid. Al is het maar om de stad te bezichtigen, te keuvelen en gewoon niet alleen te zijn. En ook Dijf, al jarenlang een van mijn beste vrienden, vergezelt ons tijdens de helft van de shows als soundmixer.
De Dijf in kwestie is Dijf Sanders, hij mixt ook je nieuwe plaat.
Prachtig hoe hij als producer zijn stempel drukt. Het is heerlijk werken met hem, want dankzij zijn torenhoge kunde kan je hem volledig vrij laten. Ik stuur mijn idee voor een song door en een dag later zit de afgewerkte mix in m’n mailbox. En dan bespreken we dat eens tussen de soep en de patatten. Letterlijk, want we komen geregeld bij elkaar over de vloer. Samen maakten we een album dat lijkt op het vorige, maar nog donkerder, eerlijker en misschien nóg cryptischer is.
Je jongere broer Michael, drummer bij wijlen The Van Jets, zei ooit: “Johannes beleeft voor, na of tijdens de opnames van een nieuwe plaat altijd een persoonlijk dieptepunt.”
Dit keer viel-ie ervoor (glimlacht). Tijdens de tournee van de eerste plaat ben ik zes maanden uitgevallen. Door een covidbesmetting, in de herfst van 2022, kon ik niet slapen en ’s nachts werd ik verteerd door waanzin: een depressie. Niet mijn eerste, maar wel mijn heftigste. Ik kon geen muziek meer schrijven, ik kon er zelfs niet naar luisteren. Die schaduw hangt absoluut over de plaat, zonder dat het ooit echt autobiografisch wordt. Er zijn al genoeg ‘ocharme ik'-zangers (lachje).
Daardoor moest ik voor het eerst ooit optredens afzeggen en mijn ‘aandoening’ publiek maken. Gelukkig leven we in een tijd dat zoiets kan en heb ik enkel begripvolle reacties gekregen. De gecancelde optredens heb ik achteraf natuurlijk keurig weer ingehaald.
Herken je in de zaal fans vanuit de Van Jets-periode?
Sommigen zijn gebleven, anderen niet. We hadden een aantal die hard-fans, die naar elk concert kwamen en we zelfs bij naam kenden, en toch één op twee stuurde me bij mijn eerste solo-releases: ‘Eih, wat doe jij nu?’. Iemand stormde ooit zelfs roepend naar buiten tijdens een try-out: ‘Jij bent verdomme toch Patty Smith niet!’ (lacht). Maar toegegeven, hij is later nog drie keer komen kijken, en sindsdien begrijpt hij het wél.
Ik ben trouwens altijd verbaasd wat voor type toeschouwers mijn concerten lokken, dat is consequent universeler dan ik verwacht. Ik ben misschien toch niet zo underground (lacht).
Je zegt vaak dat je in je soloproject doet wat je wilt. Kan de platenverkoop, hitlijstnotering of concertopkomst je dan niets schelen?
Ik zou liegen als ik dat beweerde, maar wel mínder. Mijn huidige missie is: een mooi oeuvre na te laten. Ik mag natuurlijk niet klagen. Mijn muziek vindt zijn weg nog steeds, op de radio en via shows, maar ik hengel niet meer naar de eerste plek in de Afrekening op Studio Brussel of naar de grootste podia. Dat is natuurlijk een luxepositie, want dat had ik allemaal al afgevinkt met The Van Jets.
En nog steeds lever je meezingers af. Kan je je favoriete zinsnede van je nieuwe plaat alvast delen?
Eentje schreef ik tijdens het tv-kijken met mijn gezin: ‘We kijken samen naar Billy The Kid/ Hij kijkt zo triest, maar hij schiet zo precies.’ Ik vind het heerlijk om associatief te schrijven: een zin waar je de kracht van inziet, maar die je niet helemaal begrijpt.
Of nog cryptischer: ‘Ergens die in de vulkaan, kolkt het magma / De hoge noot van Pavarotti komt eraan.’
Weet je zelf wat je daar precies mee wilt zeggen.
(Droog) Nee. Maar ik heb het ooit zo bedacht, dus het moet wel íéts betekenen. Ik snap het niet, maar ik voel het wel.